De Bachelor of Science ontwikkelt of verbetert een proces, instrument, product of materiaal of schaalt een proces op of terug in het domein Applied Science.

De professional laat dat zien door:

A | De criteria op te stellen  waaraan het product, proces, instrument of materiaal moet voldoen in een complexe situatie, vanuit eisen of wensen van de opdrachtgever (PvE).
B | In een complexe situatie zelfstandig vakspecifieke concepten te identificeren in het programma van eisen.
C |In een complexe situatie de meest geschikte vakspecifieke ontwerpparameters te selecteren, waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden.
D | In een complexe situatie geschikte vakspecifieke modellen te selecteren, te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, toe te passen en te valideren.
E | In een complexe situatie de vakspecifieke en economische haalbaarheid en duurzaamheid van het resultaat te onderzoeken.
F | In een complexe situatie de meest geschikte grondstoffen en unit operations te selecteren, zowel kwalitatief (welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies).
G | De documentatie van de ontwikkeling en het resultaat op te stellen volgens de in het werkveld geldende standaard voor een complexe situatie.

Bekijk alle handelingsindicatoren

3 | Ontwikkelen

De Bachelor of Science ontwikkelt of verbetert een proces, instrument, product of materiaal of schaalt een proces op of terug in het domein Applied Science.

3 | Ontwikkelen

De Bachelor of Science ontwikkelt of verbetert een proces, instrument, product of materiaal of schaalt een proces op of terug in het domein Applied Science.

Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Niveau 4
De student ontwikkelt of verbetert volgens een aangereikte aanpak.

De student laat dat zien door:

De student ontwikkelt of verbetert door een aanpak te selecteren of aan te passen.

De student laat dat zien door:

De student ontwikkelt of verbetert door zelfstandig een aanpak op te stellen.

De student laat dat zien door:

De ervaren beroepsbeoefenaar ontwikkelt of verbetert zelfstandig, waarbij de situatie complex is of transfer vanuit een ander vakgebied een rol speelt.

De professional laat dat zien door:

A | criteria programma van eisen (PvE) De criteria, waaraan het product, proces, instrument of materiaal moet voldoen (PvE), te gebruiken. Waar nodig, de criteria aan te passen, waaraan het product, proces, instrument of materiaal moet voldoen (PvE). De criteria op te stellen, waaraan het product, proces, instrument of material moet voldoen vanuit eisen of wensen van de opdrachtgever (PvE). De criteria op te stellen waaraan het product, proces, instrument of materiaal moet voldoen in een complexe situatie, vanuit eisen of wensen van de opdrachtgever (PvE).
B | concepten Aangereikte vakspecifieke concepten te identificeren (beoordelen of en waar ze herkenbaar zijn) in het pro- gramma van eisen. Uit een aangereikte verzame- ling van vakspecifieke con- cepten een keuze te maken bij de identificatie van die concepten in het programma van eisen. Zelfstandig vakspecifieke concepten te identificeren in het programma van eisen. In een complexe situatie zelfstandig vakspecifieke concepten te identificeren in het programma van eisen.
C | parameters Aangereikte vakspecifieke ontwerpparameters te selecteren waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden. Uit aangereikte vakspecifieke ontwerpparameters de meest geschikte te selecteren, waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden. De meest geschikte vakspe- cifieke ontwerpparameters te selecteren waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden. In een complexe situatie de meest geschikte vakspecifieke ontwerpparameters te selecteren, waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden.
D | modellen Van aangereikte vakspecifie- ke modellen te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, ze toe te passen en ze te valideren. Uit aangereikte vakspecifieke modellen de geschikte te selecteren, te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, ze toe te passen en ze te valideren. Zelfstandig geschikte vakspecifieke modellen te kiezen, te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, toe te passen en te valideren. In een complexe situatie geschikte vakspecifieke modellen te selecteren, te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, toe te passen en te valideren.
E | haalbaarheid, duurzaamheid Met een aangereikte me- thode de vakspecifieke haal- baarheid van het resultaat te onderzoeken. De vakspecifieke haalbaar- heid en duurzaamheid van het resultaat te onderzoeken De vakspecifieke en economische haalbaarheid en duurzaamheid van het resultaat te onderzoeken. In een complexe situatie de vakspecifieke en economische haalbaarheid en duurzaamheid van het resultaat te onderzoeken.
F | grondstoffen en unit operations Van de aangereikte grond- stoffen de hoeveelheid te bepalen en – zo nodig – van de unit operations de dimensies. Uit aangereikte grondstoffen en unit operations de meest geschikte te selecteren, zowel kwalitatief (welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies). Zelfstandig de meest geschikte grondstoffen en unit operations te selecteren, zowel kwalitatief (welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies). In een complexe situatie de meest geschikte grondstoffen en unit operations te selecteren, zowel kwalitatief (welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies).
G | documentatie De documentatie van de ont- wikkeling en het resultaat op te stellen in een aangereikt format. De documentatie van de ont- wikkeling en het resultaat op te stellen volgens gedetail- leerde richtlijnen. De documentatie van de ontwikkeling en het resultaat op te stellen volgens dein het werkveld geldende standaard. De documentatie van de ontwikkeling en het resultaat op te stellen volgens de in het werkveld geldende standaard voor een complexe situatie.

Niveau 1

De student ontwikkelt of verbetert volgens een aangereikte aanpak.

De student laat dat zien door:

<b>A</b> | criteria programma van eisen (PvE)

De criteria, waaraan het product, proces, instrument of materiaal moet voldoen (PvE), te gebruiken.

<b>B</b> | concepten

Aangereikte vakspecifieke concepten te identificeren (beoordelen of en waar ze herkenbaar zijn) in het pro- gramma van eisen.

<b>C</b> | parameters

Aangereikte vakspecifieke ontwerpparameters te selecteren waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden.

<b>D</b> | modellen

Van aangereikte vakspecifie- ke modellen te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, ze toe te passen en ze te valideren.

<b>E</b> | haalbaarheid, duurzaamheid

Met een aangereikte me- thode de vakspecifieke haal- baarheid van het resultaat te onderzoeken.

<b>F</b> | grondstoffen en unit operations

Van de aangereikte grond- stoffen de hoeveelheid te bepalen en – zo nodig – van de unit operations de dimensies.

<b>G<b> | documentatie</b></b>

De documentatie van de ont- wikkeling en het resultaat op te stellen in een aangereikt format.

Niveau 2

De student ontwikkelt of verbetert door een aanpak te selecteren of aan te passen.

De student laat dat zien door:

<b>A</b> | criteria programma van eisen (PvE)

Waar nodig, de criteria aan te passen, waaraan het product, proces, instrument of materiaal moet voldoen (PvE).

<b>B</b> | concepten

Uit een aangereikte verzame- ling van vakspecifieke con- cepten een keuze te maken bij de identificatie van die concepten in het programma van eisen.

<b>C</b> | parameters

Uit aangereikte vakspecifieke ontwerpparameters de meest geschikte te selecteren, waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden.

<b>D</b> | modellen

Uit aangereikte vakspecifieke modellen de geschikte te selecteren, te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, ze toe te passen en ze te valideren.

<b>E</b> | haalbaarheid, duurzaamheid

De vakspecifieke haalbaar- heid en duurzaamheid van het resultaat te onderzoeken

<b>F</b> | grondstoffen en unit operations

Uit aangereikte grondstoffen en unit operations de meest geschikte te selecteren, zowel kwalitatief (welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies).

<b>G<b> | documentatie</b></b>

De documentatie van de ont- wikkeling en het resultaat op te stellen volgens gedetail- leerde richtlijnen.

Niveau 3

De student ontwikkelt of verbetert door zelfstandig een aanpak op te stellen.

De student laat dat zien door:

<b>A</b> | criteria programma van eisen (PvE)

De criteria op te stellen, waaraan het product, proces, instrument of material moet voldoen vanuit eisen of wensen van de opdrachtgever (PvE).

<b>B</b> | concepten

Zelfstandig vakspecifieke concepten te identificeren in het programma van eisen.

<b>C</b> | parameters

De meest geschikte vakspe- cifieke ontwerpparameters te selecteren waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden.

<b>D</b> | modellen

Zelfstandig geschikte vakspecifieke modellen te kiezen, te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, toe te passen en te valideren.

<b>E</b> | haalbaarheid, duurzaamheid

De vakspecifieke en economische haalbaarheid en duurzaamheid van het resultaat te onderzoeken.

<b>F</b> | grondstoffen en unit operations

Zelfstandig de meest geschikte grondstoffen en unit operations te selecteren, zowel kwalitatief (welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies).

<b>G<b> | documentatie</b></b>

De documentatie van de ontwikkeling en het resultaat op te stellen volgens dein het werkveld geldende standaard.

Niveau 4

De ervaren beroepsbeoefenaar ontwikkelt of verbetert zelfstandig, waarbij de situatie complex is of transfer vanuit een ander vakgebied een rol speelt.

De professional laat dat zien door:

<b>A</b> | criteria programma van eisen (PvE)

De criteria op te stellen waaraan het product, proces, instrument of materiaal moet voldoen in een complexe situatie, vanuit eisen of wensen van de opdrachtgever (PvE).

<b>B</b> | concepten

In een complexe situatie zelfstandig vakspecifieke concepten te identificeren in het programma van eisen.

<b>C</b> | parameters

In een complexe situatie de meest geschikte vakspecifieke ontwerpparameters te selecteren, waarmee het proces, product, instrument of materiaal beïnvloed kan worden.

<b>D</b> | modellen

In een complexe situatie geschikte vakspecifieke modellen te selecteren, te controleren of ze in overeenstemming zijn met het PvE, toe te passen en te valideren.

<b>E</b> | haalbaarheid, duurzaamheid

In een complexe situatie de vakspecifieke en economische haalbaarheid en duurzaamheid van het resultaat te onderzoeken.

<b>F</b> | grondstoffen en unit operations

In een complexe situatie de meest geschikte grondstoffen en unit operations te selecteren, zowel kwalitatief (welke) als kwantitatief (hoeveelheid, dimensies).

<b>G<b> | documentatie</b></b>

De documentatie van de ontwikkeling en het resultaat op te stellen volgens de in het werkveld geldende standaard voor een complexe situatie.