Stap voor stap verwerven studenten tijdens hun studie een hele waaier aan competentiesEen competentie is een combinatie van kennis, vaardigheden en attitude die nodig is voor het uitvoeren van een taak of functie in een bepaalde context.. Zo krijgen ze bijvoorbeeld in het begin van hun opleiding de vraagstelling en opzet aangereikt voordat ze met een onderzoek aan de slag gaan. In de loop van hun studie gaan ze die opzet steeds meer zelf bedenken en leren ze een probleem van een opdrachtgever om te zetten in een concrete vraagstelling voor een experimenteel onderzoek.
Welk niveau een student aan het eind van de studie per competentie heeft bereikt, verschilt per opleiding. De tussenstappen op weg naar dat eindniveau worden beoordeeld via zogenoemde handelingsindicatorenInstrument om competenties concretiseerbaar te maken; een student laat zien dat hij over een specifieke competentie beschikt door op een bepaalde manier te handelen.. Die zijn zo geformuleerd dat ze een ontwikkeltrajectOm een voorbeeld te geven: wanneer een student onderzoek uitvoert en blijkt dat de manier van samenwerken een goed resultaat in de weg staat, krijgt de student daar feedback over en kan daarmee in een vervolgonderzoek gericht aan de slag gaan. Ook kan een student gevraagd worden om tijdens de uitvoering van een experiment extra aandacht te besteden aan een goed labjournaal. En een ouderejaarsstudent kan bijvoorbeeld aan de competentie ‘instrueren’ werken door eerstejaarsstudenten te begeleiden met praktijkproeven. concreet zichtbaar maken. Daarmee lenen ze zich ook uitstekend om een student feedback te geven wanneer die een onderzoek verricht of een experiment uitvoert.
Aan het eind van hun studie hebben alle studenten een analytische, onderzoekende en oplossingsgerichte houding ontwikkeld. Afgestudeerden kunnen zowel zelfstandig als in een multidisciplinair team functioneren en zijn zich bewust van risico’s voor mens, dier en milieu, alsmede van de ethische implicaties van onderzoek.
Van student naar bachelor: competenties en competentiegericht onderwijs
Voor de Bachelor of Science in het domein Applied Science zijn acht competenties van belang, waarvan de eerste drie het meest typerend zijn. Hieronder een overzicht van deze competenties.
1. Onderzoeken
2. Experimenteren
3. Ontwikkelen
4. Beheren
5. Adviseren
6. Instrueren | coachen
7. Projectmatig werken*
8. Zelfsturing
Via bovenstaande links is van elke domeincompetentie een nadere uitwerking te vinden met bijbehorende handelingsindicatoren voor een ervaren beroepsbeoefenaar en een beschrijving van alle tussenniveaus. In de opleidingsprofielen wordt het minimaal vereiste tussenniveau van elke competentie per opleiding vastgelegd.
In de dagelijkse beroepspraktijk wordt veelal een beroep gedaan op meerdere competenties. Een dergelijke beroepssituatie is op school ook na te bootsen, bijvoorbeeld in de vorm van een groepsproject. Verder is een stage bij uitstek een manier om competenties te trainen en evalueren.
*Let op: De competentie Projectmatig werken is in september 2023 nieuw toegevoegd aan de competentieset van het Domein Applied Science. Projectmatig werken vervangt de competentie Leidinggeven | Managen. Gedurende het proces van de implementatie van Projectmatig werken in de opleidingen, blijven beide competentietabellen beschikbaar in de profielbeschrijving.
De praktijk van het competentieonderwijs keyboard_arrow_down
Het invoeren van competentiegericht onderwijs in het begin van de 21ste eeuw heeft de relatie met de beroepspraktijk bij alle DAS-opleidingen versterkt. Hoe dit type onderwijs vorm krijgt, verschilt per instelling. Elke opleiding maakt namelijk een eigen keuze uit een breed scala aan werkvormen voor het werken aan competenties of een deelaspect van een competentie. Maar of dat nu vernieuwende werkvormen zijn of juist traditionele, de inhoud wordt altijd gevoed door de beroepssituatie.
Kennis, zoals beschreven in de Body of Knowledge & Skills, is nog steeds belangrijk. Bij beroepscompetenties gaat het immers vaak om complexe vaardigheden waar ook specialistische kennis voor nodig is. Denk daarbij aan veilig werken in een laboratorium, een GC-analyse uitvoeren, programmeren of het schrijven van een onderzoeksverslag.
Beoordelen welke vorderingen een student maakt bij het aanleren van competenties gebeurt op basis van zogenoemde handelingsindicatoren. Zo kunnen docenten hun studenten bij het uitvoeren van een experiment actief instrueren om rekening te houden met een aantal van deze indicatoren. Bijvoorbeeld: ‘zorg dat je een werkplan opstelt, literatuur opzoekt en leg het principe van de techniek uit’.
Een opdracht is een ideaal middel om met de student te werken aan werkhouding. De handelingsindicatoren laten zien op welk niveau welke houding wordt gevraagd. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het onderscheid tussen een experiment waarin iemand louter een werkplan uitvoert en een rapport schrijft, ten opzichte van iemand die daarbij tevens begrijpt wat de verschillende stappen inhouden, veilig werkt en conclusies kan verbinden aan het resultaat.