Hogescholen kunnen zich met hun opleidingen op verschillende manieren profileren.

  • Op vorm:
    • deeltijd/voltijd
    • didactische aanpak
  • Op inhoud:
    • specialistische versus brede insteek qua kennis
    • door keuze van de expertisegebieden van hun kenniscentra en partners in het werkveld
  • Op niveau:
    • een hoger eindniveau voor specifieke competenties dan het landelijk minimum
      een additionele competentie
    • met excellentie- of honours-programma’s
    • met vervolgopleidingen in de vorm van professionele masters
  • Op beroepsoriëntatie (denk bijvoorbeeld aan researchanalist of procestechnoloog)

Met deze profilering kunnen hogescholen zich naar potentiële studenten onderscheiden en specifiek inspelen op de behoeften van het regionale werkveld. De eindkwalificatie dient wel in alle gevallen aan het landelijk opleidingsprofiel te voldoen.

Op zoek naar flexibiliteit én herkenbaarheid
Het is voor opleidingen een uitdaging om studenten flexibiliteit te bieden en tegelijkertijd in te spelen op de behoeften en de roep om herkenbaarheid vanuit het werkveld. Aan de ene kant zien we dat de kennis en vaardigheden van studenten die een en dezelfde opleiding hebben gevolgd, door hun specialisatie of profilering toch sterk kunnen verschillen. Aan de andere kant kunnen studenten ook juist deels dezelfde kennis en vaardigheden hebben als hun collega’s van andere Applied Science-opleidingen omdat ze ook vakken van een andere opleiding kunnen volgen.

Flexibele leerroutes zijn mogelijk doordat binnen het domein steeds dezelfde competenties het uitgangspunt vormen. Elke hogeschool formuleert vervolgens zelf – op basis van het landelijk opleidingsprofiel – het specifieke eindniveau, de specialisaties en de profilering van de student. Daardoor is het niveau gegarandeerd, blijft de opleiding herkenbaar én kunnen hogescholen inspelen op behoeften in het werkveld.