*Let op: De competentie Projectmatig werken is in september 2023 nieuw toegevoegd aan de competentieset van het Domein Applied Science. Projectmatig werken vervangt de competentie Leidinggeven | Managen. Gedurende het proces van de implementatie van Projectmatig werken in de opleidingen, blijven beide competentietabellen beschikbaar in de profielbeschrijving. 

De Bachelor of Science geeft richting en sturing aan organisatieprocessen en de daarbij betrokken medewerkers, teneinde de doelen te realiseren van het organisatieonderdeel of project waar hij leiding aan geeft.

De professional laat dat zien door:

A | Een visie te hebben betreffende het organisatieonderdeel en deze uit te dragen.
B | Project- en planmatig te werken.
C | Medewerkers te coachen door te inspireren, te overtuigen, te motiveren, respect te tonen, samenwerking te stimuleren en te delegeren.
D | Zelf het voorbeeld naar mede- werkers te geven.
E | Medewerkers een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid te geven.
F | Het voorzitten van vergaderingen en werkoverleg.
G | Taak- en procesgericht te communiceren.
H | Een project te beheersen in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie.

Bekijk alle handelingsindicatoren

7. Leidinggeven | Managen

De Bachelor of Science geeft richting en sturing aan organisatieprocessen en de daarbij betrokken medewerkers, teneinde de doelen te realiseren van het organisatieonderdeel of project waar hij leiding aan geeft.

7. Leidinggeven | Managen

De Bachelor of Science geeft richting en sturing aan organisatieprocessen en de daarbij betrokken medewerkers, teneinde de doelen te realiseren van het organisatieonderdeel of project waar hij leiding aan geeft.

Niveau I Niveau II Niveau III Niveau IV
De student verleent assistentie en geeft richting aan medewerkers wanneer daar om wordt gevraagd.

De student laat dat zien door:
De student verleent assistentie en geeft richting aan medewerkers om prestaties te verbeteren.

De student laat dat zien door:
De student: zorgt dat doelen en rollen van leden van een team gedefinieerd zijn en ondersteunt het functioneren van de leden in het realiseren van de teamdoelen.

De student laat dat zien door:
Ervaren beroepsbeoefenaar (zie beschrijving competentie hierboven).

De professional laat dat zien door:
A Blijk te geven van begrip van plaats en functie van zijn organisatie- onderdeel (stage-/afstudeerplek). Eigen kennis en inzichten in te brengen bij het aanpakken van (nieuwe) activiteiten in de organisatie. Ervoor te zorgen dat medewerkers duidelijk weten wat hun rol is in het bereiken van organisatiedoelen en hen hierbij te begeleiden. Een visie te hebben betreffende het organisatieonderdeel en deze uit te dragen.
B Mede voor taak- en werkverdeling te zorgen. Assistentie te verlenen bij het oplossen van knelpunten in de planning en prioriteitstelling van werkzaamheden. Bij het plannen van werkzaam- heden een taakverdeling aan te geven, alsmede tijdpad, prioritei stelling en andere randvoorwaarden in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie. Project- en planmatig te werken.
C Aanspreekbaar en bereikbaar te zijn voor medewerkers, medestudenten en docenten. Medewerkers te motiveren door hen aan te spreken op hun kwaliteiten. Taken te delegeren aan medewerkers overeenkomstig hun functie en kwaliteiten. Medewerkers te coachen door te inspireren, te overtuigen, te motiveren, respect te tonen, samenwerking te stimuleren en te delegeren.
D Eerlijk en betrouwbaar te handelen naar medewerkers, medestudenten en docenten. Medewerkers aan te spreken op hun omgang met collega’s. Open en helder te zijn over de eigen positie en conflicten helpen op te lossen. Zelf het voorbeeld naar medewerkers te geven.
E Anderen te steunen in hun initiatieven. Medewerkers te stimuleren om zelf nieuwe initiatieven te ontplooien. Medewerkers te helpen bij het uitwerken van hun initiatieven. Medewerkers een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid te geven.
F Vanuit zijn eigen werkzaamheden bij te dragen aan vergaderingen en werkoverleggen. In vergaderingen en werkoverleggen mee te denken met andere medewerkers en initiatief te nemen tot het oplossen van knelpunten. De deelnemers aan de vergadering een doelgerichte bijdrage te laten leveren vanuit hun rol in het team. Het voorzitten van vergaderingen en werkoverleg.
G Heldere en eenduidige uitleg of instructies te geven over een te verrichten taak. Met andere medewerkers te overleggen om een gezamenlijk einddoel te bereiken. Medewerkers op voortgang te sturen om de gestelde doelen te halen. Taak- en procesgericht te communiceren.
H Medewerkers inzicht te geven in het belang van de randvoorwaarden van het project. In overleg een gemaakte planning bij te stellen om binnen gestelde randvoorwaarden te blijven. De taken aan de deelnemers van het project zodanig toe te delen dat de randvoorwaarden optimaal kunnen worden gerealiseerd. Een project te beheersen in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie.

Niveau I

De student verleent assistentie en geeft richting aan medewerkers wanneer daar om wordt gevraagd.

De student laat dat zien door:

<b>A</b>

Blijk te geven van begrip van plaats en functie van zijn organisatie- onderdeel (stage-/afstudeerplek).

<b>B</b>

Mede voor taak- en werkverdeling te zorgen.

<b>C</b>

Aanspreekbaar en bereikbaar te zijn voor medewerkers, medestudenten en docenten.

<b>D</b>

Eerlijk en betrouwbaar te handelen naar medewerkers, medestudenten en docenten.

<b>E</b>

Anderen te steunen in hun initiatieven.

<b>F</b>

Vanuit zijn eigen werkzaamheden bij te dragen aan vergaderingen en werkoverleggen.

<b>G</b>

Heldere en eenduidige uitleg of instructies te geven over een te verrichten taak.

<b>H</b>

Medewerkers inzicht te geven in het belang van de randvoorwaarden van het project.

Niveau II

De student verleent assistentie en geeft richting aan medewerkers om prestaties te verbeteren.

De student laat dat zien door:

<b>A</b>

Eigen kennis en inzichten in te brengen bij het aanpakken van (nieuwe) activiteiten in de organisatie.

<b>B</b>

Assistentie te verlenen bij het oplossen van knelpunten in de planning en prioriteitstelling van werkzaamheden.

<b>C</b>

Medewerkers te motiveren door hen aan te spreken op hun kwaliteiten.

<b>D</b>

Medewerkers aan te spreken op hun omgang met collega’s.

<b>E</b>

Medewerkers te stimuleren om zelf nieuwe initiatieven te ontplooien.

<b>F</b>

In vergaderingen en werkoverleggen mee te denken met andere medewerkers en initiatief te nemen tot het oplossen van knelpunten.

<b>G</b>

Met andere medewerkers te overleggen om een gezamenlijk einddoel te bereiken.

<b>H</b>

In overleg een gemaakte planning bij te stellen om binnen gestelde randvoorwaarden te blijven.

Niveau III

De student: zorgt dat doelen en rollen van leden van een team gedefinieerd zijn en ondersteunt het functioneren van de leden in het realiseren van de teamdoelen.

De student laat dat zien door:

<b>A</b>

Ervoor te zorgen dat medewerkers duidelijk weten wat hun rol is in het bereiken van organisatiedoelen en hen hierbij te begeleiden.

<b>B</b>

Bij het plannen van werkzaam- heden een taakverdeling aan te geven, alsmede tijdpad, prioritei stelling en andere randvoorwaarden in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie.

<b>C</b>

Taken te delegeren aan medewerkers overeenkomstig hun functie en kwaliteiten.

<b>D</b>

Open en helder te zijn over de eigen positie en conflicten helpen op te lossen.

<b>E</b>

Medewerkers te helpen bij het uitwerken van hun initiatieven.

<b>F</b>

De deelnemers aan de vergadering een doelgerichte bijdrage te laten leveren vanuit hun rol in het team.

<b>G</b>

Medewerkers op voortgang te sturen om de gestelde doelen te halen.

<b>H</b>

De taken aan de deelnemers van het project zodanig toe te delen dat de randvoorwaarden optimaal kunnen worden gerealiseerd.

Niveau IV

Ervaren beroepsbeoefenaar (zie beschrijving competentie hierboven).

De professional laat dat zien door:

<b>A</b>

Een visie te hebben betreffende het organisatieonderdeel en deze uit te dragen.

<b>B</b>

Project- en planmatig te werken.

<b>C</b>

Medewerkers te coachen door te inspireren, te overtuigen, te motiveren, respect te tonen, samenwerking te stimuleren en te delegeren.

<b>D</b>

Zelf het voorbeeld naar medewerkers te geven.

<b>E</b>

Medewerkers een gevoel van gedeelde verantwoordelijkheid te geven.

<b>F</b>

Het voorzitten van vergaderingen en werkoverleg.

<b>G</b>

Taak- en procesgericht te communiceren.

<b>H</b>

Een project te beheersen in termen van tijd, geld, kwaliteit, informatie en organisatie.